Kaj.

De kaj en het toneel zijn in mijn leven onlosmakelijk met elkaar verweven. Het een reikte de hand aan het andere.

De kaj, de katholieke arbeidersjeugd of in de volksmond "de kajotters" genoemd hebben zo wat mijn jeugd en mijn leven beïnvloed.
Maar laten we het over deze jeugdbeweging hebben, gesticht door de grote monseigneur Cardijn.

Nu ik deze woorden op papier zet, onderga ik weer die tinteling van de grote dagen. Het is met enige nostalgie dat ik terug denk aan de jaren van avontuur en de vrienden van toen.

O, we zouden de wereld herbouwen en een nieuwe generatie zou het allemaal beter doen.
Weg met die schijnheilige en ouderwetse instellingen en hun hypocriete leiders. We zwoeren dure eden want we zouden mekaar voor eeuwig trouw blijven. We zouden onze krachten bundelen en deze hypocriete maatschappij tot de onderste steen afbreken en nieuwe wegen inslaan.

Ons idealisme kon niet op.

Het is allemaal begonnen, of je het gelooft of niet, met mijn eerste toneeloptreden.

De kjotters hadden een kerstfeestje gepland en ze hadden mij zien spelen. Ik zou eigenlijk een toneeltje in mekaar steken met hen. Prompt werd ik daarop ingelijfd bij de kaj van Mijlbeek, dankzij Norbert Verhulst.
Het was de start van een bewogen en ja soms woelige periode.
discussies, vergaderingen, betogingen en de onvermijdelijke jeugdkampen, ik had ze allemaal gehad.
Waarschijnlijk klinkt dit zeer bekend in de oren van veel jongeren van nu. Cardijn had ons bezield met zijn theorieën, ideeën en vooral met zijn enthousiaste en begeesterende toespraken.

Ik was amper veertien en moest de fabriek in. Het was de hel. Veertien was ik en ik moest soms ondraaglijke hardheid van het te zware werk van een tiener dragen die net de school had verlaten. De scheldpartijen van de baas die ons bezwoer dat wij verschoppelingen waren en dankbaar moesten zijn dat hij ons werk verschafte. Wij waren een nul, we waren mislukkelingen die het nooit ver zouden brengen in het leven.

We stonden met ons gezicht naar de muur gekeerd om de gloeiend hete plaat van een ijzeren schoenleest te draaien. Dan moest de stof er worden over getrokken en na tien minuten liep een wekker af.

Wee diegene die op dat ogenblik nog niet klaar was met de tien machines want hij zag wie er nog met een rood hoofd bezig was de plaat om te keren. Hoe vaak hebben we de blaren niet moeten verzorgen op onze handen.

Die eerste avond in mijn bed heb ik gehuild, van pure ellende. Ik ben er zeker van dat vele van die kinderen hetzelfde lot beschoren was.

Maar toen kwam Cardijn. Hij stond 's avonds in Schaarbeek aan de fabriekspoort en vroeg hoe het was met de toestand van de jonge arbeiders.
Hij riep ze samen en hoorde hun klachten, zag hun wanhoop en zei dat wij er samen iets moesten aan doen.

Ik heb in vijf verschillende fabrieken gewerkt. In één er van moest ik in een stalen koker kruipen van een meter doorsnede. Hij kronkelde eindeloos over de grond. Ik moest dus plat op mijn buik verder. De bedoeling was om met een stalen borstel de wand af te schuren waar het roet was aangeplakt...


Ja, we waren ingepakt. Eigenlijk waren onze mouwen en broekspijpen afgebonden. We hadden ons gezicht afgeschermd want het roet boven ons dwarrelde op ons neer toen wij het met de borstel verwijderden. Ik weet niet eens meer waar de koker moest voor dienen, maar hij was lang en soms kropen wij verder, ons wentelend op de rug om eens een andere houding te kunnen aannemen.

We deden het zonder morren want we dachten dat het zo hoorde in de fabriek.

En toch deden we dit liever dan in de vorige fabriek waar je constant werd geïntimideerd en vernederd. Het leek wel of we ons op de duur daar veiliger voelden, zelfs al dwarrelde de vieze, stinkende smurrie over ons neer als regen.
Maar ondanks al deze negatieve toestanden sloegen we ons er door.

Het waren niet altijd die ernstige besprekingen bij de kaj die ons samenbrachten. Het was ook de tijd van de vrolijke, soms uit de hand lopende feestjes. We ontspoorden, braken uit en maakten het soms al te bont. De talrijke grappige anekdotes hier opnoemen zou ons te ver leiden. We waren wilde veulens, we proefden met volle teugen van de zalige momenten die het leven aanbood. En, tegelijkertijd ervoeren wij dar wij een missie hadden.

Velen van onze vrienden waren lotgenoten in de strijd tegen de corruptie en tirannie van de grote bazen. Wij zouden samen strijden voor een menswaardig leven voor iedereen, voor de armen, de kanslozen, van welke strekking, godsdienst of afkomst ze ook waren. De radelozen van deze aarde zouden wij een hand reiken en zeggen zoals Cardijn "ieder mens heeft recht op geluk".

Er zijn vele jaren over heen gegaan, maar zijn ideeëngoed is gebleven. Het heeft ons getekend voor het leven.

En, daar blijf ik dankbaar voor.

 

Nog even ter info:
Ten tijde van mijn activiteiten bij het KAJ, was ik arrondissementsverantwoordelijke, deed ik presentatiewerk en heeft men mij ook gevraagd om debatten te leiden.

 

     

 

Home

 

Built by Saitco.